Algemeen

Ingezonden brief over vakvernieuwing Nederlands

Leden van het Meesterschapsteam Nederlands en de Raad voor Neerlandistiek hebben in een ingezonden brief de Staatssecretaris van OCW en de Tweede Kamer opgeroepen de kerndoelen Nederlands ongewijzigd over te nemen.
Inmiddels is een versie hiervan gepubliceerd in Trouw op 4 november 2024.

Schrappen in kerndoelen zou rampzalig zijn

Deze maand worden door de Tweede Kamer de nieuwe zogeheten kerndoelen voor het onderwijs Nederlands besproken. Nu dreigt staatssecretaris Paul (VVD) een streep te zetten door de voorgestelde lijst. Zij stelt voor de lijst te beperken tot alleen de kerndoelen die de basisvaardigheden lezen en schrijven betreffen. Wij denken dat dit desastreus zou zijn voor het toch al veelgeplaagde taalonderwijs.

In de kerndoelen staat uitgewerkt wat leerlingen aan het einde van de basisschool en na drie jaar voortgezet onderwijs allemaal moeten kennen en kunnen. Er is tien jaar lang intensief gewerkt aan de nieuwe doelen, door leraren vooral, maar ook door allerlei experts daaromheen. Tijdens dat lange proces zijn bovendien in het hele land talloze andere leraren, scholen en deskundigen geraadpleegd, en het resultaat is een lijst met ongeveer twintig kerndoelen, waar iedereen zich in kan vinden.

Het idee van Paul lijkt op het eerste oog nog niet eens zo gek: laten we ons concentreren op de basisvaardigheden en alle overbodige ballast schrappen uit die kerndoelen. Leraren hebben het toch al zo druk, en niemand zit te wachten op overladen programma’s. Hoe logisch dat ook klinkt, het effect zal desastreus zijn: door het snoeien in de kerndoelen komen de basisvaardigheden juist in gevaar.

Bij de nieuwe kerndoelen is gekozen voor een geïntegreerde aanpak. Dat wil zeggen: het is de bedoeling dat de kerndoelen niet een voor een apart worden afgevinkt, maar dat ze in samenhang werken. Zo is kerndoel 12 ‘De leerling beschouwt de relatie tussen vorm en betekenis van taal’, en kerndoel 13 is ‘De leerling toont inzicht in regels en procedures voor spelling, formulering en interpunctie’. Dat klinkt allebei voor de leek nogal vaag: waarom staat er niet gewoon ‘De leerling maakt geen fouten in spelling en grammatica?’ De ervaren leraar herkent in dat ‘beschouwen’ dat er nagedacht en geredeneerd moet worden, en dat je bijvoorbeeld spelling niet los kunt zien van betekenis. Het gaat om inzichten, niet om vuistregels die je gedachteloos kunt toepassen.

“Hetzelfde geldt voor lezen: het gaat niet alleen maar over het kunnen beantwoorden van vragen over teksten. Leerlingen moeten leren ‘dieper te lezen’: kunnen omgaan met tegenstrijdige informatie in bronnen, en de vraag stellen hoe een verhaal zich verhoudt tot de wereld waarin zij leven, of hoe literatuur door de eeuwen heen een democratie heeft helpen vormen maar ook heeft bevraagd.”

Dit is het principe van de bewuste geletterdheid: een vaardigheid is pas echt zinnig als je wéét wat je doet. Je kunt niet als geletterd burger functioneren in de wereld van vandaag zonder enig benul te hebben van retorische strategieën en misinformatie, of inzicht in de effecten van kunstmatige intelligentie op de mediacultuur.

De overladenheid in de lijst met kerndoelen is dus maar schijn, omdat ze in het onderwijs altijd samen worden genomen. Onderwijs beoordelen alleen op basis van een lijst losse kerndoelen, is soep keuren op basis van de lijst van ingrediënten zonder het recept te hebben gelezen, laat staan het gerecht te proeven. Het gaat niet om een lijst met losse doelen, maar om de blend die ze samen vormen. De kracht van deze nieuwe kerndoelen is dat communicatie, taal en literatuur in het onderwijs met elkaar worden verbonden. Dat geeft het vak meer inhoud, waardoor het ook nog eens aantrekkelijker wordt.

Dit betekent dat er dus ook niet lukraak kan worden geschrapt in de kerndoelen. De staatssecretaris negeert met haar ondoordachte actie breed gedragen inzichten in wat het taalonderwijs beter en aantrekkelijker maakt. En het ergst van alles: zij ontneemt de leerlingen hun kans op een rijke taalvaardigheidsontwikkeling.

Prof.dr. Sander Bax (Universiteit Leiden)

Prof.dr. Peter-Arno Coppen (Radboud Universiteit)

Prof.dr. Feike Dietz (Universiteit van Amsterdam)

Dr. Erwin Mantingh (Universiteit Utrecht)

Prof.dr. Marc van Oostendorp (Radboud Universiteit)

De auteurs maken deel uit van de Raad voor Neerlandistiek en/of het Meesterschapsteam Nederlands.